Energie-Blog

André Jurres

Afgelopen vrijdag werd in Vlaanderen door de bevoegde minister Dhr. Tommelein de Vlaamse energievisie voorgesteld. Deze aanvang bevat een aantal goede accenten, maar is vooral een bevestiging van zaken die we reeds eerder hebben gelezen in diverse andere (vrijblijvende) documenten zoals het klimaatakkoord van Parijs, doelstellingen van 2020/2030 vanuit Europa, etc.

Deze eerste stap is in ieder geval nodig om de uitdagingen nog eens goed te schetsen en nog wat extra elementen naar voren te brengen. Eén van de zaken is de introductie van warmte naast elektriciteit en aardgas als volwaardig alternatief in de toekomst. Datzelfde zie je trouwens in Nederland waar men al een tijdje roept om af te stappen van het aardgas gezien de gasbel in Slochteren zijn einde nadert.

De federatie verantwoordelijke van energieleveranciers (mevr. Van der Laan) in Nederland stelt wel terecht de vraag of roepen alleen ons gaat brengen waar naar toe moeten. Op dat punt dienen we als samenleving en dus ook onze politieke verantwoordelijken harde deadlines in wetten op te nemen zodat er geen twijfel mogelijk is over de noodzaak van deze verandering. Natuurlijk lobbyt iedere sector om zoveel mogelijk uitstel te krijgen, dat zie je in de autosector, de oliesector en zelfs in de offshore windmolensector. Verandering staat nu eenmaal op kracht met continuiteit en dat is nu net wat je nodig hebt om infrastructuurprojecten te financieren.

De roep vanuit de Nederlandse energiesector om uitstel is begrijpelijk gezien voor Nederland het specifiek afstappen van aardgas voor verwarming (en elektriciteitsproductie als basislast energie) enorme aanpassingen vergen waarvoor men nu niet de aangepaste regel-en wetgeving ziet. Als men vanuit de politiek hardop zegt om tegen 2030 af te stappen van aardgas dan moet men dit ook in harde wetten gieten zodat de industrie weet waar hij voor staat en de bevolking inlichten dat dit veel geld gaat kosten.

Het roepen van verandering is rechtmatig en afstappen van onze fossiele verslaving nog meer, alleen moet men tegelijkertijd borgen dat de continuiteit voor de nieuwe technologische keuzes geborgd is via wet-en regelgeving. Dat de lobby van de huidige industrie zich zal verzetten is normaal gezien haar toekomstige dominantie met nieuwe markten verre van zeker is. Neem maar het voorbeeld van Nokia dat in 2005 nog de absolute nummer 1 was in de wereld van mobiele telefonie en volledig de boot van de smartphones gemist heeft en daardoor bijna compleet van de kaart is geveegd.

Of hetzelfde gaat gelden voor de huidige giganten in bijvoorbeeld de oliesector is nog niet zeker, maar een aantal van hun zal op termijn wel verdwijnen. Een omslag maken naar een volledig ander businessmodel is een titanenwerk en moet vroeg beginnen. Het stop en go beleid van een bedrijf als Shell betreffende duurzame energie wijst op twijfel en is nefast voor hun lange termijn overleving. Datzelfde geldt trouwens ook voor bedrijven in onze sector die overwegend laat tot zeer laat het geweer van schouder hebben veranderd. Hoe dominant men was vanuit hun historisch monopolie hoe kwetsbaar men is in de nieuwe hernieuwbare energiesector.

Dat een bedrijf als Engie slechts recent onder de nieuwe leiding van mevrouw Kochner een begin heeft gemaakt naar duurzame energie is symtomatisch voor vele gelijkaardige bedrijven en hun marktaandeel in opgesteld vermogen is dan ook klein te noemen (in vergelijking met hun klassieke productie van kernenergie, gas- of kolencentrales). Natuurlijk zijn er ook andere zoals Dong energy en Enel die wel al eerder keuzes hebben gemaakt en daar vandaag de vruchten van plukken. Ook in de lage landen werkte Eneco al eerder dan de anderen aan de uitbouw van zijn duurzame productie gezien ze zelf historisch gezien geen noemenswaardige positie hadden in grootschalige elektriciteitsproductie.

Terugkomend op de Vlaamse energievisie stelt men terecht in de lange inleidende tekst dat de echte keuzes samen moeten gemaakt worden met de andere regio’s en onze buurlanden. Het is wel jammer dat in het document nergens een aanvang wordt gemaakt van het zichtbaar maken van doelen, bijvoorbeeld een jaarlijks objectief als voorbeeld had al enige ambitie naar voren kunnen brengen of het nu op het vlak van warmte, besparing of hernieuwbare energie had geweest. “Put your money where you mouth is” blijft belangrijk en net zoals in de mooie teksten van onze Nederlandse vrienden ontbreekt de onderbouwing en cijfermatige berekening in dit stadium wat op zich geen probleem hoeft te zijn gezien correct gemeld wordt dat dit later nog dient te gebeuren.

De opsomming van de volgende acties is wel nuttig en het is te hopen dat het interfederaal energiepact dan ook meer zal zijn en echte bindende doelstellingen per jaar en per regio inclusief technologische keuzes, begroting en financieringsmethoden.

Er staan ook wel wat contradicties in de tekst daar aan de ene kant er gevraagd wordt van de industrie om zich aan te passen en dat een realistische CO2 prijs per ton nodig is hiervoor, maar anderzijds wordt geschreven dat dit de concurrentiele positie niet mag aantasten. Volgens mij zal de aanpassing naar een duurzame manier van leven die houdbaar is voor zowel flora en fauna niet kunnen zonder aanpassing van onze gewoonten en dit op een verregaande wijze. Hier zit de grootste valkuil nu het duidelijk wordt dat we het laag hangend fruit zo goed als opgebruikt hebben en de volgende keuzes wijzigingen zullen betekenen in de manier waarop wij leven.