Energie-Blog

André Jurres

Nu is terugkijken naar het verleden nooit iets waar ik lang heb bij stilgestaan, maar het is toch wel eens de moeite om te kijken wat er de laatste vijftien jaar veranderd is in de Benelux op het vlak van energievoorziening en vooral eens kijken welke spelers verdwenen zijn en wie er nog over blijft.

De liberalisering van de telecom sector eind jaren negentig bracht een gelijkaardige wind in de energiesector die in de meeste landen netjes verdeeld was tussen nationale of regionale monopolisten. Deze vaak geïntegreerde bedrijven hadden activiteiten in de transport van energie, opslag(gas), productie(elektriciteit of gasvelden), handel (vooral grensoverschrijdend) en levering en waren vaak eigendom van nationale of lokale overheden.

De wens vanuit Europa om ook de energiemarkt te liberaliseren naar gelijkenis met de telecommarkt zorgde voor een unieke dynamiek. Collega’ s sinds vele decennia werden van de ene op de andere dag elkaars concurrenten, of dit nu in Nederland was met Essent, Nuon, Eneco, Delta of de vele stedelijke nutsbedrijven, of in België waar de twee historische monopolisten Electrabel en Luminus, ze begonnen elkaar plots te wantrouwen in alles.

Advocaten beleefden goede tijden gezien bij al deze bedrijven er grote Chinese muren moesten worden opgetrokken tussen de diverse onderdelen. Netwerkbedrijven ontstonden, zelfstandige leveranciers schoten uit de grond (zo ook WattPlus in 2002, later bekend als Essent Belgium) en iedereen ging uit van meer concurrentie en dus scherpere prijzen.

Nu 15 jaar later kunnen we het slagveld van de vrije markt overzien en zien we een gemengd beeld. Waar 15 jaar geleden Nederland meer dan 20 energiebedrijven had in handen van Nederlandse aandeelhouders (veelal publiekelijk) is er nu nog één over zijnde Eneco(mijn excuses mocht ik de kleinere spelers vergeten die nu in privé handen met succes hun niche hebben gevonden).

Van de voormalige meer dan 20 historische regionale spelers in Nederland is er dus nog één over en ook zij gaan nu voor de bijl. De publieke aandeelhouders van Eneco met de steden Rotterdam en Den Haag voor op willen de risico’s van de vrije markt niet. Toch gek dat overheden gepleit hebben voor de liberalisering, maar vervolgens de gevaren ervan niet willen ondergaan maar wel overlaten aan de privésector.

Op zich heb ik geen melancholische gevoelens bij het verdwijnen van al deze bedrijven, maar het ontbreken van enige lokale verankering in een samenleving in zijn energiebedrijven hoeft niet per se een goede zaak te zijn. De behoefte aan lange termijn investeringen in onze sector zijn groot en is lokale verankering dus wel degelijk van belang en we dienen dan ook deze opnieuw uit te vinden. Gelukkig zijn er tal van jonge initiatieven via crowdfunding, coöperatieven en andere vormen die de betrokkenheid van lokale mensen en bedrijven proberen te stimuleren.

Dat overheden zich massaal terugplooien op hun netwerkbedrijven gezien deze verzekerd zijn van een natuurlijk monopolie en dus ook dito rendementen mag dan al begrijpelijk zijn het blijft merkwaardig dat dus blijkbaar de gemaakte regel- en wetgeving voor de liberalisering door diezelfde overheid gezien wordt als onvoldoende om rendementen te garanderen.

Er staat nergens dat overheden niet kunnen investeren in bijvoorbeeld productie of in andere delen van de energieketen buiten het netwerkbedrijf, er is alleen maar afgesproken in Europa dat energiebedrijven niet meer geïntegreerd mogen zijn (lees netwerk, handel, productie en levering in één bedrijf). De waarheid is wel trouwens dat vele landen zelfs deze afspraken gewoon naast zich neerleggen of er ruim de tijd voor nemen.

Dat men in België reeds eind jaren tachtig afscheid was aan het nemen van zijn kroonjuwelen in de energiesector mag nog steeds gezien worden als een historische vergissing van formaat gezien de vele kerncentrales die nu in “privé” handen zijn en waar de bevolking nog decennia lang kopzorgen zal over hebben. De hete aardappel van de sluiting van deze centrales wordt regering na regering achteruit geschoven (beetje zoals de vergrijzingsbom en een begroting in evenwicht). De nog steeds geplande sluiting van de kerncentrales tussen 2023-2025 is een lacher gezien men heeft nagelaten er een realistisch alternatief naast te bouwen zodat we de optie van een sluiting ook hadden kunnen uitvoeren.

Terugkomend op de liberalisering kan men stellen dat deze onverwachte bijeffecten heeft gehad en de illusie van lagere prijzen volledig teniet is gedaan door de vele stijging in taksen en heffingen. Onze energiefactuur lijkt stillaan op onze belastingsbrief met zijn vele rubrieken (lees koterijen) die op zich ervoor zorgen dat de liberalisering nog maar plaatsvindt op 20 tot 30% van onze factuur (tien jaar geleden was de component energie nog goed voor meer dan 50% van onze factuur).

Voor de consument wordt de keuze tussen leverancier a of b zo wel heel marginaal gezien de hoogte van zijn factuur compleet vast zit met gereguleerde staatsheffingen. De bedrijven klagen al jaren steen en been over de hoogte van hun factuur ook al is de component elektriciteit (en gas) met 50% gezakt de laatste tien jaar. Ook zij voelen weliswaar in mindere mate de toename van de gereguleerde kosten op hun factuur.

En toch dienen we allemaal mee te bouwen aan een nieuwe energiehuishouding zonder fossiele uitstoot (lees broeikasgassen), één waar fossiele brandstoffen zoals olie een veel hogere waarde krijgen (lees zuinig mee omspringen gezien de beperkte voorraden) om zo nog honderden jaren gebruikt te kunnen worden voor specifieke industriële toepassingen en een samenleving waar iedereen toegang heeft tot energie, maar er veel zuiniger mee omgaat.