Dat we in België niet voorop lopen wat nieuwe investeringen betreft in onze sector, is een open deur intrappen. Nu zijn er gelukkig nog wel investeringen in het duurzame gedeelte in energiebesparende zaken en in duurzame energie. Na het jarenlange getalm over de zogenaamde slimme meter, staan we een kleine tien jaar verder nog zowat op hetzelfde punt. De netwerkbedrijven hebben wel een aantal proefprojecten, maar de grootschalige uitrol is nog niet voor morgen.
Op zich hoeft dat helemaal niet slecht te zijn vermits het uitrollen van een slimme meter slechts een klein onderdeel is van het slim maken van onze energiehuishouding. Het kunnen sturen van al onze energieverbruikers in en buiten ons huis is belangrijker dan het puur kunnen aflezen van de meterstand op afstand. Het is noodzakelijk dat al onze toestellen die elektriciteit (gas of andere brandstoffen) nodig hebben, voorzien zijn van een communicatiemiddel dat universeel kan werken met de diverse netwerken.
Men kijkt nog steeds veel te eng naar onze elektriciteitsbehoeften terwijl we dienen te kijken naar de ganse energiehuishouding inclusief zaken zoals mobiliteit en verwarming. Als men energie optimaal wilt inzetten hebben we idealiter een constante verbinding tussen de verschillende onderdelen. In de toekomst kan je de wagen niet los zien van het huis als je aan energiemanagement denkt, net zo min als je de eigen elektriciteitsproductie (bijv. zonnepanelen) kunt los zien van dezelfde wagen bijvoorbeeld.
Het vandaag ontbreken van lokale opslagmogelijkheden om je eigen lokaal opgewekte duurzame energie te verbruiken op het moment dat je hem nodig hebt (lees: dus niet overdag als je niet thuis bent, maar de zon wel schijnt), legt een hypotheek op de verdere groei van duurzame productie. Men kan zelfs stellen dat de meeste zonnepanelen op onze daken overdag weliswaar elektriciteit produceren, maar er lokaal vaak (lees: meestal) geen afname is. Daardoor verlies je het eigenlijke doel van decentrale productie en wordt de netwerkbeheerder belast met deze productie die hem (gedwongen)aanzet tot extra investeringen.
Vervolgens gaan de regulatoren (op verzoek van dezelfde netwerkbedrijven) op zoek naar nieuwe inkomsten via injectietarieven of aanverwanten (prosumententarief). De omgekeerde wereld waarin men nieuwe taksen blijft verzinnen omdat men steeds moet herstellen wat men fout heeft gedaan. Deze lapmiddelen zijn eigenlijk doekjes voor het bloeden en het is verbazend dat we nog steeds geen vermogenstarief hebben in plaats van een verbruikerstarief.
De netwerkbedrijven zijn voor een deel belastingmachines geworden van de lokale besturen die krampachtig de riante (riant in vergelijking met de marges van de leveranciers en producenten die zich in de vrije markt bewegen en waar de marges flinterdun zijn of negatief) marges willen behouden, ongeacht de gevolgen op uw energiefactuur. Dat ondertussen het product zelf (lees: het opwekken van energie) steeds verder gemarginaliseerd wordt, nemen ze erbij of ze beseffen het niet. De leveranciers klagen terecht steen en been dat de factuur dezer dagen vooral bestaat uit gereguleerde kosten en het product nog zo'n 30-35% van dezelfde factuur uitmaakt(factuur opsplitsen waarin de leveranciers alleen nog het product factureren zodat de eindklant op een meer transparante wijze kan zien waarop nog concurrentie is).
In ieder geval vragen investeerders een aantal zaken om aantrekkelijk te worden als land en dat zijn stabiliteit en een duidelijke visie, regel- en wetgeving die deze visie en zijn uitrol ondersteunt (zoals bijvoorbeeld creatie van speciale wetten om deze uitrol voldoende slagkracht te geven zoals in Nederland de crisis- en herstelwet die reeds jaren zijn nut heeft bewezen). Ook dienen de opleidingen te gaan aansluiten op deze visie zodat we voldoende eigen mensen hebben om de energietransitie mogelijk te maken (lees: naar een energiehuishouding die volledig milieu- en klimaatneutraal is, maar nog steeds ondersteunend voor onze economie).
Ondertussen wachten de grote bedrijven niet langer op de diverse overheden om tot een akkoord te komen (lees: klimaatconferentie in Parijs) en worden in de directiekamers beslissingen genomen om alle filialen wereldwijd/Europees te verduurzamen waar mogelijk. Naast de installatie van zonnepanelen op alle daken, gaan bedrijven ook op zoek naar mogelijkheden om hun reststromen te gebruiken, een voorbeeld is een chemisch bedrijf dat een reststroom lokaal omzet in elektriciteit en vervolgens met de opgewekte warmte (van de motoren) stoom produceert die ze dan weer in haar proces kan gebruiken.
De decentrale productie zal ook de komende jaren verder oprukken en de overheid dient dringend werk te maken van dit nieuwe gegeven in haar regel- en wetgeving. Eén van de andere zaken die we steeds meer zien opduiken als mogelijke oplossing zijn zogenaamde capaciteitsvergoedingen om productie beschikbaar te houden. Ook hier wordt snel gezegd dat dit een deel van de oplossing is, maar hier ben ik verre van overtuigd. Als overgangsmaatregel kan dit voor een beperkte termijn, maar men moet beseffen dat ook deze maatregel weer de normale marktwerking verstoort. Dat sommigen dit over het hoofd zien, is moeilijk te geloven, maar men kijkt vooral in de andere richting. Wordt vervolgd.